Doodsstrijd
Ik lig zwaar en verminkt in een hoek van den nacht,
weerloos en blind; ik wacht
op den dood die nu eindelijk komen moet.
het paradijs is verbrand: ik proef roet,
dood, angst en bloed.
ik ben bang, ik ben bang voor den dood.
ik kan hem niet zien,
ik kan hem niet zien,
maar ik voel hem achter mij staan.
hij is misschien rakelings langs mij gegaan.
hij sluipt op zwarte geruischlooze voeten onzichtbaar
achter het leven aan.
hij is weergaloos laf:
hij valt aan in den rug;
hij durft niet recht tegenover mij staan;
ik zou zijn schedel te pletter slaan.
ik heb nu nog, nu nog, een wild ontembaar
verlangen naar bloed.
Ik lig zwaar en verminkt in een hoek van den nacht,
weerloos en blind; ik wacht
op den dood die nu eindelijk komen moet.
het paradijs is verbrand: ik proef roet,
dood, angst en bloed.
ik ben bang, ik ben bang voor den dood.
ik kan hem niet zien,
ik kan hem niet zien,
maar ik voel hem achter mij staan.
hij is misschien rakelings langs mij gegaan.
hij sluipt op zwarte geruischlooze voeten onzichtbaar
achter het leven aan.
hij is weergaloos laf:
hij valt aan in den rug;
hij durft niet recht tegenover mij staan;
ik zou zijn schedel te pletter slaan.
ik heb nu nog, nu nog, een wild ontembaar
verlangen naar bloed.
Waarom?
Omdat ik door mijn recente onderzoek van het vitalisme meer geïnteresseerd ben geraakt in deze stroming van de poëzie. Ik weet er dus ook meer van, daarom hoop ik een analyse af te geven die qua kwaliteit wat beter is dan ik normaal zou doen.
Analyse
Omdat ik door mijn recente onderzoek van het vitalisme meer geïnteresseerd ben geraakt in deze stroming van de poëzie. Ik weet er dus ook meer van, daarom hoop ik een analyse af te geven die qua kwaliteit wat beter is dan ik normaal zou doen.
Analyse
Het gedicht zelf roept een negatieve sfeer op. Een van dood en verderf, van onmacht, verwoesting, angst. Dit gevoel wordt vooral in de eerste strofe opgeroepen, waar men een man, de ik-persoon, beschrijft die op sterven ligt, waarschijnlijk in een of andere oorlog. Hoe het paradijs verbrand is, hoe hij roet, dood angst en bloed proeft.
In de tweede strofe begint de ik-persoon te praten over de dood die hem achtervolgt. Dat hij voelt dat de dood hem volgt maar hij kan hem niet zien. Hoe de dood ongemerkt in zijn nek hijgt.
In de derde en laatste strofe vertelt de ik-persoon hoe de dood, zelf als die zijn leven neemt, hem niet in de ogen wilt staren. Dat hij geen echte confrontatie met de dood kan krijgen, de dood is laf. de laatste 2 verzen zijn wel interessant: "ik heb nu nog, nu nog, een wild ontembaar verlangen naar bloed". Bedoelt de man dat hij het bloed van de dood wil, zich op de dood wreken? Of bedoelt hij dat hij zijn eigen dood wilt wreken op wat hem heeft doen liggen verminkt in een hoek van de nacht?
Dit is duidelijk een gedicht uit de vitalistische periode van Marsman, enkele kenmerken als de wil om te leven (het gedicht heet immers doodsstrijd), overlevingsdrang, strijdbaarheid. Ook van het expressionisme zijn er enkele kenmerken: beelden als 'zwaar en verminkt in een hoek van den nacht'. Het gaat niet om waar hij werkelijk ligt, maar het gevoel dat hij heeft als hij daar ligt.
Volgens mij probeert Marsman in dit gedicht de dood in WOI te beschrijven. Of de dood in het algemeen. De dood is beangstigend, verraderlijk, verschrikkelijk, verscholen. Hij wilt de dood bevechten, de dood bestrijden. De dood komt niet als een openbaring, de dood komt niet langzaam naar voren. Het komt als een mes in je rug: je bent al dood voordat je door hebt dat hij achter je aan zat. Maar als die dood eraan komt, lever je nog even die strijd. Je wilt niet dood. Deze strijd zien we in strofe 3. Ondanks dat je de dood niet kunt aanraken, heb je toch strijdlust.
De eventuele verwijzing naar WOI zit er voor mij in de eerste strofe, waar hij spreekt over zwaar en verminkt op de grond te liggen, het paradijs verwoest om zich heen. Een verwijzing naar de loopgraven, het oorlogslandschap. De verraderlijke dood, je ziet hem niet maar voelt hem wel. Mensen zagen zelden de persoon waardoor ze stierven, mensen gingen dood aan gas, kogels vanuit andere loopgraven, artillerie,... Je was ook niet veilig tot aan de laatste momenten van de oorlog, men had evenveel kans te sterven op de eerste dag als op de laatste.
Afbeelding
Ik heb deze afbeelding gekozen omdat het de scene voorstelde die ik in mijn hoofd had toen ik het gedicht las. Nu alleen nog nacht en een mistige wind die over de loopgraven waait terwijl het vuurgevecht losbarst en het beeld is compleet.
Gedicht 2
De wanden zijn wit en de psychiaters
verdacht vriendelijk. Er is hoop
op genezing, maar ik heb nog niemand
zien weggaan, of hij kwam terug.
Dagen dat ik op weg naar mijn eigen kamer
verdwaal wisselen zich met dagen
waarop ik de wereld doorschouw als kristal.
Soms word ik krijsend wakker.
Soms word ik afgevoerd en verdoofd,
soms vastgebonden.
Er zijn momenten waarop ik eeuwenlang
mijmerend volmaakt gelukkig ben:
wanneer ik dan mijn handen op de aarde leg
zijn het kleine handen.
Jotie T'Hooft
uit: Verzamelde gedichten,
Elsevier Manteau, 1981
Waarom?
Tijdens de literatuurlessen vond ik Jotie t'Hoofd een van de meest interessante poëten die we dit jaar hebben gezien, in verband met zijn obsessie met de dood. Daarbij is hij ook een (neo-)romanticus wat altijd lijd tot een tragisch leven. Daardoor werd ik meer aangetrokken naar deze dichter om eens te kijken wat deze man allemaal geschreven heeft in zijn leven.
Analyse
Het gedicht roept niet bepaald een positief of negatief gevoel op (hoewel wat er beschreven wordt erg pessimistisch is). Het is neutraal, alsof de ik-persoon geen uitgesproken mening heeft over wat er met hem gebeurd. Zelfs op passages dat hij spreekt over volmaakt geluk of krijsend wakker worden lijkt het alsof er een afstand tussen hem is en de gebeurtenissen. Dit is al een manier om de geestesziekte van de ik-persoon aan te geven.
In strofe 1 leren we de setting van het gedicht kennen. In een psychiatrie, gekkenhuis, mentaal instituut,... Een instelling waarin alles wit is, speciaal voor de geesteszieken. De ik-persoon is een patiënt in zon instelling. Hij praat over vriendelijke psychiaters en hoop op genezing. Bij de laatste 2 verzen wordt het echter duidelijk dat die hoop op genezing een leugen is (aangezien de psychiaters altijd blijven terugkomen). Deze opmerking wordt zo gebracht dat het lijkt alsof de ik-persoon er geen weet van heeft dat ze liegen. Dat deze gelooft wat de psychiaters zeggen. We weten daardoor dat de patiënt redelijk naïef is, dat er al iets mis is in zijn hoofd.
Het wordt in de laatste twee verzen van strofe 1 ook duidelijk dat we het hebben over iemand die niet zal genezen. De psychiaters blijven terugkomen, gaan nooit echt weg.
Srofe 2 spreekt over dwalingen. Soms ziet de ik-persoon de wereld als een waas, is hij snel verdwaalt. Hij is elk gevoel van richting kwijt, verloren. Dan heb je andere dagen dat de wereld zo helder is als deze kan zijn, dat de ik-persoon zich zo goed voelt als je maar kan zijn. Het wordt zelfs zo beschreven dat het lijkt alsof de patiënt de wereld beter ziet, begrijpt dan de normale mensen dat doen (vers 3: waarop ik de wereld doorschouw als kristal).
In strofe 3 maken we echt kennis met de gravitatie van de geestesziekte. Krijsend waker worden, afvoeren, verdoven en vastbinden. Het wordt beschreven met veel herhaling: soms, soms, soms. Zo wordt er weer een idee gegeven van de afstand die de ik-persoon heeft met wat er met hem gebeurt en hoe gestoord hij eigenlijk wel is.
Dan wordt er tot slot in strofe 4 gezegd dat er ook rustige momenten zijn, waarop de ik-persoon volmaakt gelukkig is.
De laatste 2 verzen zijn de moeilijkste van het gedicht. Je kunt het op verschillende manieren interpreteren. "Wanneer ik dan mijn handen op de aarde leg zijn het kleine handen". Wanneer de patiënt, in zon volmaakt gelukkig moment, zijn handen op de aarde legt heeft hij kleine handen. Bedoelt hij dat hij weer een helder moment heeft, waarin hij zijn nietigheid tot de aardbol beseft? Of dat hij zijn handen normaal anders ziet, in zijn gekte? Insinueert hij erop dat de ik-persoon een kind is? Het is moeilijk te zeggen.
In het algemeen gaat het gedicht over een geesteszieke, een persoon die niet goed in zijn hoofd is, die zijn wereld aan ons beschrijft. Hij praat over momenten van helderheid, vergetelheid, totale waanhoop, gekte en volmaakt geluk. Terwijl hij het vertelt voel je zijn ziekte, door de tekst heen.
Afbeelding
Afbeelding
Het is verrassend wat voor een resultaten "wanhoop" bij Google afbeeldingen kan hebben. Ik wou een afbeelding die niet gewoon een witte gang of een patiënt die op de grond in foetushouding opgekruld ligt te huilen liet zien. Een afbeelding die het gevoel meer aanspreekt. Met deze afbeelding wil ik proberen een idee te geven van waar onze patiënt doorheen gaat. Daarom een verwarrend beeld, de patiënt is er nog steeds maar je krijgt toch wat van het gevoel mee zonder dat ik letterlijk een foto van "De Schreeuw" moet laten zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten